Bijzonderheden!!

Bijzondere weetjes over verwanten in de diverse kwartierstaten;

* Alkema, Tjalling Pieters (1794 – 1847) Tjalling Alkema is op 5 juni 1815 aangekomen bij de dienst Infanterie als fuselier. Door bekomen wonden in gedane veldtochten in Brabant en Frankrijk werd er een acte opgemaakt te Groningen 15 maart 1820, waarin staat vermeld dat “een ieder Tjalling Alkema vrij en onverhinderd moet laten passeren en des nodig hulp en bijstand te verleenen”. Signalement Tjalling Pieters Alkema:Lang: 5 voet, 4duimen, 3 streken, Aangezigt: Dik en glad, hoogvoorhoofd,Oogen: Blaauw, Neus: Ordinair, Mond: Ordinair, Kin: Breed, Haar: donkerbruin, Wenkbraauwen: Donkerbruin, Merkbare tekenen: Geen (dit signalement moet wel opgetekend zijn voor zijn bekomen oorlogsverwondingen) (Ordinair = normaal)

* Brouwer, Gelske Jans (1876 – 1957) was indertijd een beroemd schaatsenrijdster. Ze werd vele malen kampioen met hardrijderij. In het eerste decennium van de 20e eeuw verdiende zij er een nieuw schip mee! Zij was pas met hardrijderij begonnen in 1895, zeer tegen de zin van haar moeder, omdat ze al getrouwd en moeder was. Er werd door schippers veel aan hardrijderij gedaan, als tijdverdrijf in de winter, wanneer de schepen toch niet konden varen. En de geldprijzen in die tijd waren meer dan welkom!

* Brouwer, Tjitte Jans (1890 – 1986) is in de winter in Burgum onder het ijs geboren. Zijn ouders, Jan en Aaltje, lagen daar zwaar beladen ingevroren, zodat de kooi zich onder de waterlijn bevond.

** Haanstra, Wijbrandus (1841 – 1925) Pionier van het kleuteronderwijs in Nederland. Wijbrandus haalde zijn onderwijzersdiploma via een avondcursus in Sneek. Na een aantal jaren als schoolmeester te hebben gewerkt werd hij in 1882 benoemd tot directeur van de leidse (avond) opleiding tot bewaarschoolhouders. Deze directeursfunctie heeft hij ruim 40 jaar vervuld. De Leidse kweekschool voor kleuterleidsters was in Nederland lange tijd de enige waaraan zowel een internaat als een oefenschool voor de kwekelingen was verbonden. Deze kweekschool stond later bekend als de “Haanstra Kweekschool” en is sindsdien onafgebroken voor onderwijsdoeleinden gebruikt. Thans is de Haanstra basisschool hierin gevestigd. Wijbrandus Haanstra heeft in circa 1891 een affaire gehad met Margaretha Zelle, beter bekend als Mata Hari. Hij was toen hoofd van de kostschool. Margaretha werd door dit voorval van school gestuurd.

* Hornstra, Eelke Lolkes (1832 – 1892) is verdronken. Uit de Sneeker Courant van zaterdag 2 april 1892: “Op treurige wijze verloor hier heden middag de koopman E.H. het leven. Zooals gewoonlijk op marktdag naar de in de stadsgracht gelegen boterschepen gaande, schijnt hij daar ongelukkig te water geraakt terwijl er juist op geen der beide schepen volk aan boord was om hulp te verleenen. Hij werd althans later levenloos uit het water opgehaald.”

* Kapper, Marijke Jacobus (1814 – 1877) en haar dochter Sijbrigje Thijses Altenburg (1852 – 1877) kwamen om bij een scheepsramp op het Heegemermeer. Marijke was te voet ’s morgens vertrokken uit haar woonplaats Oosterwierum naar Oostereind, waar haar dochter Siebrigje werkte bij de boer. Samen gingen ze te voet verder naar Sneek, een tochtje van ca. 2 uur lopen. Daar bezochten ze eerst de weekmarkt om daarna met de beurtdienst Stavoren – Sneek, de stoomboot de “Willem 3” over te steken naar Nijega waar haar andere dochter woonde. Dit was onze voormoeder Eelkje, de tweeling zus van Siebrigje. Marijke zou daar haar kleinkinderen zien en voor Siebrigje was dit de eerste keer dat ze daar haar zuster zou bezoeken. Het was ontzettend ruw weer en normaal zouden er luiken voor de ramen zijn geplaatst maar dat werd deze keer vergeten. Door de toenemende storm braken de ramen en het koude water gutste naar binnen. Bij de Fluessen had het schip zoveel water gemaakt dat het tot zinken kwam. Het water kwam tot ver beneden het dek. De machines vielen uit en de bel en de stoomfluit liet zich horen maar er kwam geen hulp. Vanuit Oudega was het niet mogelijk het meer op te gaan door de ongunstige wind en men ging ervan uit dat vanuit Koudum wel een poging zou worden ondernomen. Maar daar en in Galamadammen had men de schipbreuk niet opgemerkt en dacht men dat het schip in Heeg was gebleven. In de nacht, tussen de hagel en sneeuwbuien, vielen de eerste slachtoffers. Ook een koe en enkele varkens dreven van het dek. De redding kwam pas in de ochtend en bood een vreselijk aanblik. De geredden hadden bijna 14 uren in het water gestaan en waren niet meer bij krachten. In totaal zijn er 14 mensen verdronken en al het vee, onder het dorp Gaastmeer. De geredden werden naar de Galamadammen gebracht waar ze door de logementhouder, dhr. F. Zalmstra, zeer goed werden verzorgd. Als aandenken staat er nog steeds een koffiekan met onderstel waarin de namen van de geredden staan gegrift. In het scheepvaartmuseum te Sneek vindt men nog een grafsteen als herinnering aan de scheepsramp.

(gegevens ontleend aan kranteartikelen en uit het boek van streekromanschrijver Wil Vening “Schip zonder Haven”.)

*Lenstra, Abe (1920 – 1985) zijn grootouders, Jan Minderts Lenstra en Hendrikje Abeles Posma, en zijn overgrootouders, Mindert Jans Lenstra en Antje Karsten Krolkomen voor in de kwartierstaten van de familie Smit. Bij het aangaan van dit laatste huwelijk de vermelding dat Mindert “minderjarig en onvermogend” was en dat hij de benodigde zegels niet hoefde te betalen. Er moesten wel 5 getuigen opgetrommeld worden waaronder Mindert zijn aanstaande zwager Lense Karsten Krol, die verklaarden “zijn vader te hebben gekend die voor 5 jaren is vertrokken naar Noord Amerika, en van wie hij nadien nimmer meer heeft gehoord, en eigenlijk zijn toestemming had moeten geven bij het aangaan van het huwelijk”. Mindert zijn vader, Jan Tjebbes bet-overgrootvader vanûs Abe,was in Nederland veenbaas op de Wetering.

*Lenstra, Fokje (1893 – 1964) was een zuster van bovengenoemde Abe Lenstra zijn vader. Fokje komt voor in de kwartierstaten Brouwer als echtgenote van Jan Evert Lammerts Brouwer, schipper, en in die tijd wonende aan de van Cuyckstraat in Heerenveen.

* Veer van der, Lolke Jans ( 1862 – 1910) heeft vanzijn 16e tot zijn 20e in een weeshuis gezeten. Als voogd werd benoemd Sjoerd IJbema. Lolke heeft meegevochten bij de Slag van Lombok, Indonesië, en is daarbij gewond geraakt. Hierdoor heeft hij minder dan 6 maanden te Delft verbleven voor hij eervol werd ontslagen. Hij moet 1 van de 272 gewonden geweest zijn die in de nacht van 25 op 26 augustus 1894 bij het bloedbad gewond zijn geraakt. Er vielen toen 97 doden, waaronder vermoedelijk zijn broer Eelke. Lolke is verdronken opgehaald uit de Coolsingel te Rotterdam, waarschijnlijk, en volgens overlevering, onder invloed van alcohol te water geraakt. Volgens het krantenartikel was hij ” een 47 jarige gepensioneerde korporaal der cavalerie”. Op het lijk werden o.a. gevonden een gagementsacte, gedateerd 10 maart 1895, ten name van Lolke van der Veer, groot fl 475,= ’s jaars en een polis van de Utrechtsche Levensverzekering Maatschappij, ten name van Hendrikje Bokzem, groot fl. 50,=. De Coolsingel heette in die tijd nog “De Coolvest”. Hij was op 15 januari 1910 als vermist opgegeven te Leeuwarden.

* Visser, Cornelis Gerkes (1817 – 1849) vertrok van zijn gezin op 21-12-1849 en op grond daarvan, artikel 550 van het Burgerlijk Wetboek, vroeg Sijtske “als achtergebleven echtgenoote” om een overlijdensverklaring, welk overlijden herhaalde malen werd afgekondigd en laten registreren in Naam van de Koning, vergunning te verlenen omdat nog in persoon, noch iemand namens hem verscheen. Regtbank te Leeuwarden wees vonnis, na behoorlijk geregistreerd zijnde, op 27-10-1857.

* Vredenburg, Dirk Pieters (1788 – 1875)zou lotingspligtiggeweest zijn voor de Nationale Militie in 1811 indien hij zich toentertijd hierte lande had bevonden. Hij had in de Fransche Consciptie, een laag nummer getrokkenhebbende, in dienst getreden en in Rusland krijgsgevangen geweest is en nietvoor in het laatst van 1811 is gerepatrieerd.Dirk had “een reispas gedateerd Amersfoortden 20-11-1811 waarbij aan hem, uit Rusland komende, is toegestaan om zich naarSteenwijk te begeven. Overwegende dat uit de stukken komt te blijken, dat hijlang na afloop der lichting van 1811, in zijn vaderland is teruggekomen,terwijl uit de doopattest blijkt dat hij wegens zijn meer gevorderde jaren, nazijne terugkomst in geen opgevolgde lichtingen is betrokken geweest.”

* Vonk, Egbert Fransen (1810 – 1832) is op 14 februari 1832 ten zes uren ’s avonds overleden. Egbert was “soldaat bij de vierde compagnie, eerste bataljon der achtste afdeling infanterie, oud tweeëntwintig jaren, zoon van Frans Jacobs Vonk en Mettje Egberts, geboren te Oldemarkt, laatst woonachtig te Steggerda, alhier in garnisoen”. Overlijdensacte is “ambtshalve uitgereikt te Maastricht den 3 maart 1832”. Aangifte van overlijden ook te Weststellingwerf.